‘De kroon op het werk? Een grauwe klauwier die in mijn haag broedt’
Als kind was Marius Grutters gegrepen door het heggenvlechten, een traditioneel beroep dat in de streek rond Oeffelt en Vierlingsbeek zo gewoon was. Zijn opa verdiende er de kost mee en vlocht voor boeren in de buurt kilometers aan afrastering. Als zoveel dingen ging dit ambacht de afgelopen eeuw langzaamaan verloren. Tot het aan het begin van deze eeuw terugkeerde in landschapsherstelprojecten.
Allemaal leuk en goed, maar niet helemaal zoals Grutters het graag zag. In die projecten gold toen namelijk de zogenoemde Engelse vlechtstijl, waarbij houten palen worden gebruikt om de meidoornstrengen doorheen te vlechten. Grutters’ opa deed het anders en maakte alleen gebruik van levend materiaal. Op een briefje tekent Grutters hoe dit in zijn werk ging. Stevige meidoornstammen worden als staanders op gepaste afstand van elkaar geplant, waarna precies ingezaagde uitlopers gebogen worden en tussen de struiken door geleid. Omdat het plantmateriaal blijft doorgroeien, zo leert Grutters ons, levert dit superstevige hagen op.
De gevlochten meidoornhagen domineerden ooit het Maaslandschap van oostelijk Brabant. Bij het veerhuis van Oeffelt legt Grutters een oude topografische kaart op tafel. Goed te zien is hoe de hoge gronden werden dooraderd met een fijnmazig en knalgroen raster. De hagen, legt Grutters uit, gaven het landschap hier dynamiek, diepte en variatie. Net als andere kleinschalige landschapselementen is een groot deel van het hagennetwerk onder invloed van verstedelijking en agrarische schaalvergroting verdwenen. Grutters kan het moeilijk geloven. ‘Als ik denk aan hoe het er hier in de jaren zeventig nog uitzag. Heggen tot zover het oog reikte, met steenuilen die je nu nooit meer ziet. Dat beeld wil ik terugbrengen.’
‘Als ik denk aan hoe het er hier in de jaren zeventig nog uitzag. Heggen tot zover het oog reikte. Dat beeld wil ik terugbrengen’
Daarom – en vanwege de behoefte om de originele vlechttechniek nieuw leven in te blazen – toverde Grutters in 2005 1,4 hectare grasakker om tot Maasheggenlandgoed. Dit landgoed breidde hij de afgelopen jaren met steun van het Groen Ontwikkelfonds uit. In 2020 kwam er zes hectare bij, in 2022 nog eens een hectare. Het land staat inmiddels vol met pas gevlochten heggen, maar het duurt zeker tien jaar tot ze tot volle wasdom komen. Grutters ontdekte dat er verschillende ideeën bestaan over het perfecte beheer. Organisaties als Vereniging Nederlands Cultuurlandschap zweren bij het scheren van de hagen, terwijl, in de woorden van Grutters, ‘er dan geen enkele vogel in gaat zitten’. Zelf doet hij zo min mogelijk, zodat de weelderige hagen plek bieden aan struweelvogels, insecten en de boomkikker. De kroon op zijn werk tot nu toe: een broedende grauwe klauwier in een van de heggen. Hij wijst naar een overwoekerde haag in een hoek. ‘Dat is sleedoorn, een soort die meidoorn overvleugelt. Die houd ik dus wel kort, zodat de meidoorn lucht en ruimte krijgt.’

Een wandeling met de bedachtzame Grutters over het heggenlandgoed voelt als een gang van landschapskamer naar landschapskamer, met achter elke haag een bloemenzee, vers gemaaid gras en vogelgekwetter. Sommige percelen zijn in gebruik door een biologische boer uit de buurt die er het gras hooit. Grutters verklapt dat ie vaak op zijn landgoed te vinden is, ook omdat er altijd wat te doen is. Soms zet hij ergens een stoel neer – om er dan paar uur stil te zitten.