Eerst zien, dan geloven
Als je iets écht wilt begrijpen, helpt het vaak als je het zelf ziet of voelt. Dat geldt zeker voor glyfosaat, een bestrijdingsmiddel vooral bekend onder de merknaam Roundup, die in de jaren 70 werd geïntroduceerd door het Amerikaanse bedrijf Monsanto. Sindsdien is het uitgegroeid tot een van de meest gebruikte bestrijdingsmiddelen in de landbouw.
Glyfosaat is effectief, goedkoop en breed inzetbaar op grote oppervlakten. Daardoor wordt het niet alleen als bestrijdingsmiddel gebruikt, maar ook bij de wisseling van gewassen om met een ‘schone lei’ kunnen beginnen. Heel handig, want na 7 dagen kun je al opnieuw inzaaien.
Het gebruik van glyfosaat heeft ook een keerzijde, waar al jaren zorgen over zijn. Al in 2015 classificeerde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) glyfosaat als ‘waarschijnlijk kankerverwekkend’. Uit voorzorg het spul niet meer gebruiken, lijkt mij een verstandige keuze.
Toch is dat niet mijn belangrijkste punt. Wat ik fascinerend vind, is dat glyfosaat –doordat het groene velden knaloranje kleurt– het gebruik van bestrijdingsmiddelen zo zichtbaar heeft gemaakt. Juist die kleur leidt tot stevige discussies, onlangs weer aangezwengeld door Follow the Money en het Brabants Dagblad.
Dat debat is goed en hard nodig. Tegelijkertijd moeten we oppassen dat de discussie zich niet beperkt tot één zichtbaar middel. Het probleem gaat dieper. Want wat gebeurt er als er een middel op de markt komt dat net zo effectief of schadelijk is, maar veel minder zichtbaar dan glyfosaat?
Eerst zien, dan geloven.
Lees ook: Geen oranje akkers